De inwendige Kaplan

Al een flink eind op weg naar mijn vijftigste levensjaar was ik toen ik besloot te gaan tennissen. Bijna veertig jaren competitievoetbal hadden een flinke tol geëist van mijn knieën, en mijn huisarts hoorde mijn geweeklaag over de moeite die ik had met trappenlopen meewarig aan. Hoezo, een urgentieverklaring voor een benedenwoning, zei ze met een voor haar doen ongebruikelijk ongeduld, ik zou maar eens gaan nadenken over een andere sport.
Het toeval wilde dat Moniek, mijn toenmalige vriendin een hartstochtelijk tennister was. Niet alleen kon ze enthousiast vertellen over de geneugten en de overzichtelijkheid van het spel, ze wees me er ook fijntjes op dat het geen contactsport was en, mits je een goede controle over je lichaamsbeweging behield, nauwelijks een risicovolle belasting voor de knieën.
Ik zal wel een bespeurbare belangstelling hebben getoond, want ze somde vervolgens in hoog tempo nog veel meer smakelijke details op. De kantine en het terras van haar club waren, volgens haar relaas, bijna continu bezet door interessante en belezen mensen met wie het ook buiten de baan goed toeven was. En dan die feesten in de kantine, gedurende het seizoen en zelfs daarbuiten!
Tot mijn verbazing was de inschrijving een kwestie van één telefoontje. Op de club bleek het inderdaad reuze gezellig, maar zoals ik al vreesde waren veertig jaar voetballen toch niet echt een voldoende voorbereiding om me ook op het gravel te doen gelden. Al na enkele weken gaf een jonge advocaat, die me zojuist met 6-1 had afgedroogd, me terloops het advies eens een paar lessen te nemen.

En zo kwam, na enig rondvragen, Felix Kaplan opnieuw in mijn leven. Ik kende Felix al heel lang, maar in een andere rol. Onder de schuilnaam Kirill Gradov had hij voor de VPRO radio lange tijd columns voorgelezen – of beter gezegd vignetten over het leven in het Sovjetrijk – die hij voordroeg op een spannende fluistertoon die vooral de vrouwelijke luisteraars danig bleek te beroeren. Onder collega’s deden ook geruchten de ronde die al even spannend waren. Hij was kolonel in het Rode Leger geweest, zo werd gezegd, tenniskampioen van Litouwen, zijn geboorteland en later lid van het Davis Cup team van Israël. Nu had hij de grootste Nederlandse tennistalenten onder zijn hoede. En zo iemand zou míj tennissen willen leren?
Toen ik mij de eerste keer meldde op zijn clinic nam hij me terstond apart en we sloegen zwijgend een paar ballen vanaf half-court heen en weer over het net. Terwijl met elke bal die niet in het net belandde mijn gevoel van eigenwaarde steeg, stapte Felix toch na een minuut al op het net af. Dit, zo zou ik snel leren, was een teken dat ik hetzelfde moest doen.
‘Wij gaan heel veel werk aan jou hebben,’ zei hij en liep, oogcontact vermijdend, naar de rand van de baan vanwaar hij een beeldschoon meisje van elf dat op een belendende baan speelde sommeerde tien minuten met mij forehand cross te gaan doen. Wat volgde was de grootste vernedering uit mijn hele volwassen bestaan. Het lieve kind kon niet anders doen dan de ballen met speels gemak maar desondanks snoeihard vlak voor mijn rechterhand neer laten komen; als ik die ballen al raakte belandden ze met enig geluk ergens aan de overkant van het net, maar veel vaker recht boven mij, op een belendende baan of in de bomen langszij.
Na een minuut of vier zei ze behulpzaam: U kunt misschien beter wat meer naar achteren gaan staan, meneer. Toen ik net bezig was dat te doen klonk vanaf de zijlijn de dwingende stem van Felix, die mij maande ballen te gaan rapen.
Tot zover mijn initiatie. Terwijl ik mij de komende weken langzaam begon te realiseren wat Felix allang wist, namelijk dat het onbegonnen werk was iemand op mijn leeftijd nog tennissen te leren, bleef hij toch met enig geduld proberen mij een aantal beginselen bij te brengen. Niet zelden ging dat met kleine conflicten gepaard. Het hoogtepunt van verwarring werd wat mij betreft bereikt toen hij me, na weer eens een serie slagenwisselingen die desastreus was verlopen, korzelig terzijde nam.
‘Jan, weet je wat jouw probleem is? Jij wil die bal over het net slaan!’
In volstrekte mentale wanorde keek ik hem aan. ‘Maar Felix, dat is toch de bedoeling van tennissen…’ sputterde ik, steeds zwakker want Felix was al onderweg naar een andere baan, om een ander probleem op te lossen.
De kern van onze licht-problematische communicatie lag natuurlijk in het feit dat we ongeveer even oud waren, en ongeveer even eigenwijs. Als hij me uitvoerig had gedrild over hoe ik moest uitademen voordat ik de bal sloeg kon ik niet anders dan hem de week erna erop wijzen dat Monica Seles, voor de hele wereld duidelijk hoorbaar, uitademde op het moment van de slag.
Felix keek mij even met borende ogen aan. Heel even maar. Toen priemde hij zijn wijsvinger in mijn borst met elke lettergreep van zijn repliek. ‘Heet Jij Monica Seles Of Heet Jij Jan Donkers? ’
En liep weg, zonder mijn antwoord af te wachten.
Het moet rond diezelfde tijd zijn geweest dat ik ook op andere punten meende het zo langzamerhand beter te weten. Na langdurige bestudering van de partijen van de Spanjaard Bruguera vond ik al dat indraaien maar overbodige fysieke inspanning. Zulks deelde ik ook aan Felix mee, de volgende les. ‘Felix, ik zie Bruguera nooit indraaien, die neemt alle ballen frontaal.’
Hier moest Felix even over nadenken. Even, niet lang. Hij keek me nog borender aan dan tevoren terwijl hij over een afdoende repliek nadacht. Toen draaide hij zich om en zei, over zijn schouder, kwasi-achteloos: ‘Nou, dan neem jij toch les van Bruguera?’

Het was vooral na dat laatste incident dat Felix mij definitief bij de hopeloze gevallen moet hebben ingedeeld. Als ik eens een mooie serie backhands in de uiterste tegenovergelegen hoek had doen terechtkomen wist ik zeker recht te hebben op een complimentje maar dat volgde nooit. ‘Ballen rapen Jan!’ was het enige mij toekomende commentaar.
Toen het moment was aangebroken dat mijn op zijn zachtst gezegd zwakke service me in partijtjes een cruciale hoeveelheid punten begon te kosten vroeg ik hem of we even, een kwartiertje misschien, extra op mijn eerste service konden oefenen.
Dit keer keek Felix me hoofdzakelijk meewarig aan.
‘Vind je dat jouw forehand perfect is?’
“Nee Felix.’
‘Vind je dat jouw backhand perfect is?’
‘Nee Felix.’
Zonder verdere uitleg liep hij weg om zijn volle aandacht te besteden aan Frits Bolkestein en Andree van Es die op een belendende baan hun politieke geschillen in een felle slagenwisseling sublimeerden.
Het was dus mijn eigen schuld dat ik uiteindelijk al erg blij moest zijn als Felix op de trainingsdagen, wanneer hij met de armen over elkaar tussen de banen heen en weer drentelde, af en toe nog een klein advies voor me overhad. ‘Van onder naar boven Jan!’ klonk het dan, een beetje moedeloos. ‘Jan wij hebben een afspraak: tellen een twee drie!’ En later, met steeds grotere frekwentie: ‘Niet naar de meisjes kijken,
Jan !’
Door omstandigheden die met bovenstaande weinig te maken hebben ging ik de laatste twee jaar minder vaak naar Felix’ clinic dan ik me had voorgenomen.
Toch was mijn spel volgens sommige waarnemers in de jaren dat hij mij onder zijn hoede had aanzienlijk verbeterd (ik weet dat er onder andere waarnemers nu een hoongelach opsteekt) en, mede op aanraden van Ton Anbeek, heb ik al zijn lessen nu geïnternaliseerd tot een tot op het bot gestripte serie regels die ik op momenten dat het wat minder gaat zorgvuldig afwerk.
‘Jan, zet je inwendige Kaplan aan,’ zegt Ton, bijvoorbeeld als ik een bal vanwege te weinig top-spin uit heb geslagen. En dat doe ik.
Links aan de overzijde serveert mijn tegenstander.
Ik haal diep adem.
Schakel alle overbodige lichaamsacties uit.
Zelfs geen grimas is er op mijn gezicht te zien.
Laat de adem los op het moment dat de bal zijn racket verlaat. Tel één. Laat mijn hoofd wat zakken naar rechts, duw mijn rechterhiel in de grond.
Draai in. Zwaai.
Van onder naar boven, Jan.
Tel twee op het moment dat de bal de grond raakt.
En drie, op het moment dat ik contact maak met de bal.
Die vervolgens snoeihard in het net belandt.
Maar al voordat hij daar aankomt weet ik wat er fout is.

Naar de meisjes gekeken.

Jan Donkers

This entry was posted in Nieuws. Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

You may use these HTML tags and attributes: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>